Danse Eternelle: de geschiedenis van bigbands in België
Door Matthias Heyman
Op 27 maart 1991 houdt de bigband van de BRT (Belgische Radio- en Televisieomroep, de Vlaamse openbare omroep) formeel op te bestaan. Hoewel het er al even zat aan te komen, was dit voor vele jazzmusici en -fans een shock.
De beslissing om de Grote Big Band Formatie van de BRT, zoals het jazzorkest officieel heet, op te heffen maakte “dat we eigenlijk op onze honger zaten qua professioneel in bigbands spelen,” zo vertelt Frank Vaganée in Guy Fellemans’ documentaire over het Brussels Jazz Orchestra, Bring It to The People (2020). Maar elk einde is tevens een nieuw begin, zoals het cliché luidt. Vaganée, Marc Godfroid en Serge Plume, die allen in hun jonge jaren de kans hadden om bigbandervaring bij de BRT op te doen, blijven niet bij de pakken zitten: “Waarom zouden we niet zelf een orkest maken?,” aldus Plume in Bring It to The People. En de rest is geschiedenis. In deze longread kan u, trouwe BJO-fan of toevallige bezoeker, kennis maken met de illustere voorgangers van het Brussels Jazz Orchestra. Welke grote jazzformaties kende ons land eerder? Wanneer ontstonden de eerste bigbands in België? Waren er ook Belgen actief in internationale jazzorkesten? Het antwoord op deze en vele andere vragen leest u hier.
Amateur Dance Orchestras
In de jaren dertig en veertig is het al bigbands wat de klok slaat. In de Verenigde Staten dansen dagelijks duizenden jongeren op swing gebracht door bigbands geleid door sterren als Duke Ellington, Chick Webb, Benny Goodman en Glenn Miller. Ook in de rest van de wereld is swing en de daarbij behorende bigbandformatie — met zijn vijftien man de ideale grootte om hoorbaar te zijn in volle danszalen — immens populair. Quasi tegelijkertijd met het toeslaan van de swing craze in de Verenigde Staten, medio 1935, ontstaan ook de eerste Belgische bigbands. Jazz is op dat moment geen nieuwigheid meer in ons land. Omstreeks 1920 krijgt het nog jonge muziekgenre vaste voet aan Belgische grond, eerst door bezoekende Amerikaanse groepen, maar al snel ook door lokale formaties. Heel wat jongeren, vooral studenten uit een stedelijk middenklasse milieu, slaan aan het experimenteren, veelal in kleinere combo’s met zo’n vier tot zeven personen. Enkele van deze groepen groeien uit tot zogeheten amateur dance orchestras of ADOs, met zijn negen tot twaalf personen een soort prototype van de latere bigband. Vooral in Brussel, Belgiës toenmalige jazzhoofdstad, ontstaan verschillende ADOs die als broedplaats dienen voor jong talent dat later zijn weg zal vinden naar de swingbigbands.
Zo ook in de Bistrouille ADO, de bekendste en langst bestaande ADO, van 1920 tot en met 1935. In de rangen van de Bistrouille vinden we illustere namen zoals pianist John Ouwerx, houtblazer David Bee of trompettist Peter Packay, muzikanten die enkele jaren later opduiken in de eerste Belgische bigbands.
(VIDEO) Deze laatste twee worden vooral bekend als jazzcomponist; in deze opname uit 1930 horen we de Bistrouille ADO in Dixie Melody, een compositie van Packay.
Ondanks hun grootte zijn deze ADOs nog geen echte bigbands. Stilistisch leunen ze aan bij de vroege jazz zoals gespeeld in Chicago en New York door de grote formaties van onder meer Jean Goldkette, Paul Whiteman en Fletcher Henderson. Op de eerste Belgische swingbigbands is het nog wachten tot 1935.
The Big Three
Dat jaar luidt de start van de swingperiode in België in, dat grosso modo tot 1944 loopt. Eén van de hoofdrolspelers is tenorsaxofonist Fud Candrix. Hij verzamelt een keur aan jazzmusici die gaandeweg uitgroeit tot één van ’s lands topensembles. In 1937 tekent Candrix bij Telefunken, een Duits label waarvoor hij tot diep in de Tweede Wereldoorlog zal opnemen, en ook op de BBC is zijn jazzorkest geregeld te horen. Hierdoor ontstijgt de reputatie van Candrix’ band de landsgrenzen. De vele opnames die ze maakten geven een goed beeld van hoe een Belgische swingbigband klonk.
(VIDEO) Eigen composities krijgen de voorkeur, maar zijn wel sterk geïnspireerd door Amerikaanse voorbeelden, zoals te horen in deze ode aan bigbandleider Count Basie, Introducing Mr. Basie, geschreven door Candrix’ pianist, Coco Colignon.
Introducing Mr. Basie
Houtblazer Jean Omer wordt vooral herinnerd doordat hij in 1938 Le Bœuf sur le Toit opricht. Deze Brusselse jazzclub, waar Omers eigen bigband in residentie is, wordt een trekpleister voor jazzfans. Voor (uitbundig) dansen is de club te klein, maar het is wel dé plek om een schare aan topsolisten aan het werk te zien, waaronder tenorsaxofonist Jean Robert.
Stan Brenders’ verhaal begint bij het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR). Hij is er initieel aangeworven als klassiek pianist bij het Radio Orkest. Jazz heeft immers geen plek bij het NIR: het wordt amper gedraaid op de radio en er is geen residentieel jazzorkest, zoals bijvoorbeeld de BBC dat wel heeft (reeds sinds 1928). Na jarenlang lobbyen door jazzmusici gaat het NIR eindelijk overstag: op 1 januari 1936 wordt het Jazzorkest van het NIR opgericht en Brenders wordt aangesteld als leider. Hem wacht de taak om op amper twee weken tijd een professionele bigband samen te stellen met voldoende repertoire om dagelijks live radio-uitzendingen te verzorgen. Van een omslag gesproken!
Candrix, Omer en Brenders worden al snel bekend als de big three en hun respectievelijke bigbands gaan tot de top van België, en bij uitbreiding Europa, behoren. Ons land telt daarnaast tal van andere professionele jazzorkesten, zoals deze van houtblazer Gene Dersin of trompettist Robert De Kers. Ook zijn heel wat solisten actief in buitenlandse formaties, zoals trompettist Gus Deloof (bij Ray Ventura & Ses Collégiens) of trombonist Marcel Thielemans (bij Het Ramblers Dansorkest; geen relatie van Toots).
Sender Brüssel
Wanneer België in mei 1940 onder Duits bestuur komt te staan, stopt het jazzleven niet, dit in tegenstelling tot wat velen tot op vandaag denken. Hoewel de nazi’s ideologisch gesproken anti-jazz zijn, heerst er op het terrein zelf een relatief grote soepelheid, althans in België. Zo kunnen heel wat jazzorkesten, waaronder deze van Candrix, Omer en Brenders, blijven optreden, opnemen, en radio-uitzendingen verzorgen (nu onder de genazificeerde Sender Brüssel). Er worden uiteraard maatregelen opgelegd: “jazzeffecten” moeten worden vermeden, composities uit vijandelijke landen zijn verboden, etc. Maar het ontbreken van gedegen controle en het toepassen van slimme trucjes zoals het verfransen of verduitsen van Engelstalige titels (St. Louis Blues wordt Lied vom blauen Ludwig) maken dat jazz in bezet België leeft, wellicht nog meer als tevoren.
(VIDEO) Dat bigbands in volle openbaarheid opereren blijkt onder meer uit de concerten die zowel Brenders als Candrix geven in 1942 met gitarist Django Reinhardt als gastsolist, in volle oorlogstijd. Zij trekken ook de studio in, met onder meer deze Dynamisme (aka Modernes Tempo) van Arthur Saguet, houtblazer in Brenders’ band, als resultaat.
Dynamisme (aka Modernes Tempo)
Wanneer in 1944 België grotendeels bevrijd wordt, speelt de schijnbare (economische) collaboratie van Candrix, Brenders en andere jazzmusici hen parten. Dat Candrix in 1942 in het Berlijnse Delphi-Palast voor honderden Wehrmacht-soldaten In the Mood speelt (“vermomd” als In guter Stimmung), kan als een subtiele verzetsdaad worden beschouwd, maar te midden van de repressie zit de perceptie tegen. Brenders dient zelfs te verschijnen op de beruchte collaboratieprocessen en wordt ondanks zijn gehele vrijspraak genadeloos ontslagen door het NIR. Ook vele andere bigbands houden er mee op; ondanks het zogeheten Belgische economische wonder blijkt het voor velen financieel moeilijk om een dergelijke grote formatie te onderhouden. De gouden jaren van de Belgische swing zitten erop.
De jazzfakkel
Met het ontslag van Brenders verliest het NIR een sterktehouder, maar toch heerst er geen animo om een nieuwe bigband op te richten. Het duurt uiteindelijk tot de jaren vijftig vooraleer er opnieuw jazzformaties bij de openbare omroep verschijnen. Het is de Franstalige afdeling die het voortouw neemt. In 1955 richt Henri Segers, voormalig pianist bij Omer, een jazz- en amusementsorkest op. De Nederlandstalige afdeling volgt een jaar later met het zogeheten Amusementsorkest van het NIR (vanaf 1960 “van de BRT” wegens de officiële opsplitsing van de openbare omroep) onder leiding van trombonist Francis Bay. In beide bigbands ligt de nadruk op varieté, met lichtvoetige deuntjes gebracht door populaire artiesten zoals Jo Leemans of de “Belgische Sinatra” Maurice Dean. Het orkest van Segers biedt net dat tikkeltje meer jazz; het bevat dan ook tal van Belgische toptalenten zoals altsaxofonist Etienne Verschueren, trompettist Herman Sandy en bassist Roger Vanhaverbeke. Ook Bays bigband telt heel wat jazz men waaronder gitarist Freddy Sunder, trompettist Edmond Harnie en saxofonist Benny Couroyer.
(VIDEO) Hoe varieté en hoogwaardige jazz kunnen samengaan ontdek je in Side by Side, een uitzending uit 1965 met het orkest van Segers en gasten als Fats Sadi en Dean.
Side by Side
In 1965 houdt Segers het voor bekeken. De RTB tracht zijn erfenis verder te zetten met hun Orchestre des Variétés en ook Sadi, één van ’s lands bekendste jazzmusici (vibrafoon en zang), verschijnt occasioneel op televisie met zijn Sadi Big Band. Toch is het vooral de BRT die de jazzfakkel brandende houdt. In 1963 wordt het Amusementsorkest opgesplitst in het Tv-orkest geleid door Bay, en het Radiodansorkest, dat tijdelijk onder leiding van voormalig Bay-trompettist Charlie Knegtel komt te staan. Twee jaar later neemt Verschueren het dirigeerstokje van Knegtel over. Hoewel beide orkesten zich flexibel dienen op te stellen — schlagerrepertoire blijft vaste kost — komt bij het Radiodansorkest de focus gaandeweg op jazz te liggen, mede onder impuls van radioproducer Elias Gistelinck (de vader van David Linx). Zo zijn zij — net als het BJO in recente jaren —jaarlijks te gast op Jazz Middelheim, dat in 1969 wordt gesticht door Gistelinck. In programmabrochures uit die tijd verschijnen zij als het BRT Jazzorkest. Nochtans zal deze naam pas in 1977 officieel in gebruik worden genomen, wanneer de BRT de eerste bigbands formeert die zich louter op jazz mogen toeleggen. Maar in de jaren zestig zijn er wel degelijk volbloed jazzorkesten te vinden, zij het los van de publieke zender.
De Clarke-Boland Big Band
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog hangt het Europese bigbandmilieu sterk samen met de openbare omroepen. Het gros van de bigbands is verbonden aan de nationale zenders, zijn gelegenheidsorkesten of bestaan louter in amateurverband. Het belangrijkste Europese jazzorkest dat niet in de schoot van een omroep opereert, is er één met een Belgische insteek: de Clarke–Boland Big Band (CBBB). De “Boland” in de bandnaam is deze van Francy Boland, een pianist en componist/arrangeur die in de jaren veertig en vijftig te vinden is bij onder meer de Bob Shots (met o.a. saxofonisten Jacques Pelzer en Bobby Jaspar), tenorsaxofonist Jack Sels en trompettist Chet Baker. Onder impuls van promotor Gigi Campi richt Boland in 1961 samen met de Amerikaanse drummer Kenny Clarke, die sedert 1956 in Parijs woont, een heuse pan-Europese bigband op. De formatie is een bont allegaartje van Amerikaanse expats (bv. trompettisten Benny Bailey en Idrees Sulieman) en het kruim van de Europese jazzscene (bv. Britse tenorsaxofonisten Ronnie Scott en Tony Coe), waaronder ook enkele Belgen zoals Sadi, Harnie, trombonist Christian Kellens en contrabassist Jean Warland. De CBBB, die Keulen als uitvalsbasis heeft, maakt in hun tienjarig bestaan tal van opnames en toert geregeld doorheen Europa. Samen met het in 1965 ontstane Thad Jones/Mel Lewis Orchestra, wat later transformeert in de Vanguard Jazz Orchestra, vormt zij één van de meest invloedrijke bigbands sedert de swingperiode.
(VIDEO) Met Sax No End schreef Boland een feature voor de saxofonisten van zijn CBBB, in dit geval Johnny Griffin, Coe, Scott, Sahib Shihab, Derek Humble en tot slot het vijftal samen.
Sax No End
Verschuerens Jazzorkest
In de jaren zeventig en tachtig vieren avant-garde en fusion hoogtij; bigbands zijn amper te vinden in het professionele muzieklandschap. De BRT laat jazz evenwel niet los. In 1977 maken zowel Bays Tv-orkest als Verscheurens Radiodansorkest een doorstart als echte jazzensembles, respectievelijk de BRT Big Band en het Jazzorkest van de BRT. Hierdoor telt de publieke omroep plots twee volwaardige jazzformaties! Beide werken zowel voor televisie als radio, maar toch is het Verschuerens Jazzorkest dat het meeste naam geniet, onder meer door hun jaarlijkse passage op Jazz Middelheim.
(VIDEO) Opnames van beide formaties zijn moeilijk te vinden; vaak zijn ze als begeleidend orkest “verborgen” onder de naam van een (gast)solist, zoals op Versad, een compositie van Verschueren geschreven voor Sadi.
Versad
In de jaren tachtig is de pensionering van Bay en Verschueren stilaan onvermijdelijk: in 1981 neemt Sunder de BRT Big Band over van Bay daar waar toetsenist Bob Porter in 1985 Verschueren opvolgt in het Jazzorkest.
De Act Big Band
In diezelfde periode kent België opnieuw een belangrijk jazzorkest dat niet verbonden is aan de omroep: de Act Big Band. Deze wordt in 1978 opgericht door drummer Félix Simtaine, die de muzikale leiding toevertrouwd aan pianist Michel Herr. De Act Big Band bestaat uit een vruchtbare mix van oudgedienden zoals trompettist Richard Rousselet en tenorsaxofonist John Ruocco en, na enkele jaren, nieuwkomers zoals tenorsaxofonisten Erwin Vann en Kurt Van Herck. Daar waar de BRT-jazzformaties zich eerder toeleggen op een traditioneel repertoire, komt hier ook nieuw, eigen werk aan bod van onder meer Herr en trompettist Bert Joris.
(VIDEO) Deze laatste hoort u aan het werk in zijn enigszins pikante compositie Easy Fucksong uit 1986. Naast Van Herck spelen ook toekomstige BJO-ers Godfroid en Plume mee.
Easy Fucksong
Een eigen jazzorkest
Omstreeks 2000 lijkt de Act Big Band uit te doven, maar voor velen die vandaag actief zijn in het Belgische bigbandmilieu, incluis BJO-leden, is dit een belangrijke leerschool.
Naast de BRT-jazzensembles en de Act Big Band kent deze periode nog tal van andere jazzformaties. Vele zijn eerder lokaal actief maar hebben een sterke connectie met het professionele bigbandmilieu. Ze bestaan veelal uit talentvolle liefhebbers en semi-professionelen, die er vaak hun eerste ervaringen in bigband opdoen. Zo vinden we onder meer Lode Mertens en Dieter Limbourg in de rangen van Big Band ’86, dat al sedert 1986 onder leiding van Godfroid staat. Bij de West Music Club, dat dirigenten als Couroyer (1977–1988, voormalig Bay-lid) en Rousselet (1988–heden) kent, passeren dan weer onder meer Plume, Laurent Hendrick en Bart Defoort. Met 1967 als het stichtingsjaar is dit wellicht de oudste nog bestaande bigband van België — en misschien wel van Europa.
Bigbands zoals Big Band ’86 en West Music Club overleven effectief de jazzformaties van de openbare omroep. In 1987 worden de restanten van de BRT Big Band en het Jazzorkest samengevoegd tot de Grote Big Band Formatie van de BRT. De leiding wordt toevertrouwd aan Sunder. Deze doet nog enkele jaren moeite om de groep levend te houden — aan de kwaliteit van de musici zal het niet liggen; sedert de jaren tachtig kan de bigband naast vaste krachten zoals Godfroid en Joris ook rekenen op freelancers zoals Vaganée, Van Herck en Plume — maar het mag niet baten. In 1991 valt het doek onherroepelijk voor deze laatste bigband van de BRT. Na 55 jaren van grote jazzensembles onder leiding van figuren als Brenders, Segers en Verschueren lijkt het professionele bigbandmilieu in België er niet goed voor te staan. Tot het idee wordt geopperd: “Waarom zouden we niet zelf een orkest maken?” Met waardevolle ervaringen van de BRT-jazzformaties, de Act Big Band en tal van semi-professionele bigbands op zak, vinden Vaganée, Godfroid en Plume in Bo Van der Werfs ensemble Octurn de ideale basis om een eigen jazzorkest op te bouwen. Enter het Brussels Jazz Orchestra.
Dit verhaal eindigt uiteraard niet bij het BJO. De laatste jaren zijn tal van nieuwe jazzorkesten ontstaan zoals het Youth Jazz Collective, de Bravo Big Band en de Jazz Station Big Band. Het BJO dient hierbij vaak als katalysator, maar België kon altijd al bogen op een rijk bigbandverleden. Dat verleden maakt dat onze bigbands nog lang niet zijn uitgedanst. Een danse eternelle stuwt hen steeds maar voort… en voort.
Matthias Heyman (Universiteit Antwerpen)
Met dank aan Karel Cuelenaere, Frank Vaganée, Johan Favoreel, Lander Lenaerts, Koen Maes, Johan Vandendriessche en in het bijzonder Hugo Sledsens, archivaris bij de VRT. Zijn gedetailleerde overzicht van de omroepensembles was onmisbaar voor het ontwarren van het kluwen van formele en informele jazzformaties van het NIR en de BRT.
Matthias Heyman
Dr. Matthias Heyman is als eerste in België gedoctoreerd over jazz. Zijn onderzoek, dat hij momenteel voert aan de Universiteit Antwerpen in opdracht van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, handelt onder meer over jazzwedstrijden, historische uitvoeringspraktijk in populaire muziek, en Belgische jazzgeschiedenis. Als contrabassist heeft Matthias gespeeld met onder andere Toots Thielemans, Bert Joris en het Brussels Jazz Orchestra (in het kader van zijn doctoraatsonderzoek). Zijn publicaties en presentaties over Belgische jazz zijn te vinden op deze website.
